Een grote doos

 

Weken werden dagen waarin de deadline snel naderde en ik tot diep in de nacht werkte, maar ik heb het gered! Maandag zou ik om negen uur bij het postkantoor staan om een manuscript voor een wedstrijd weg te sturen. Althans dat dacht ik. Ik had er geen rekening mee gehouden dat we op de zondagavond een feestje hadden. Daar hoef ik normaal gesproken ook geen rekening mee te houden want zulke fuifnummers zijn we nou ook weer niet en meestal zijn we voor twaalven wel weer thuis. Meestal. Was de wijn dit keer lekkerder? Het gezelschap leuker? Of kwam het door een ouwe Franse rocker van 71 die tot drie uur in de nacht op zijn gitaar tokkelde en wij meezongen. Hoe het ook zij, de klok was niet kapot toen hij halfvier aanwees toen we thuiskwamen. En hij was ook niet kapot toen hij dé maandagochtend, míjn maandagochtend, ver na negenen in de ochtend aanwees.

 

Gehaast wil ik opstaan. Nee, dat haasten kan ik maar beter laten. Het is járen geleden, maar ik weet ineens weer hoe een kater voelt. Oh boy, oh boy, een draaimolen is er niets bij. Daarbij blijkt iets in het eten van het feestje en mijn buik niet samen te willen werken, of juist wel. Hop, niet zeuren, in de auto en naar het postkantoor. Ik snap nu ook ineens waarom al die Franse boertjes zo langzaam rijden. Met een draaiende kop van een kater wil je echt al die slingerweggetjes niet snel nemen.

 

Het postkantoor. Open. Gelukkig, want dat moet je hier ook nog maar afwachten. Ik zeul mijn stapel manuscripten naar binnen. Keurig in zesvoud in nette omslagen met mooie letters erop. Twee mensen voor me. Ik groet iedereen vriendelijk, maar de mevrouw voor me bromt maar wat. Ze kijkt niet zo gelukkig. Ze verplaatst haar gewicht op haar andere been. Na drie minuten snap ik waarom. Ik heb nog steeds twee mensen voor me. Iets met drie bankpassen waarvan er twee het niet doen, een derde geblokkeerd is, de eerste geblokkeerd had moeten worden, de tweede vernietigd had moeten worden als de vierde aangekomen was, maar die nadat de eerste niet geblokkeerd was niet meer … Afijn, na nog een paar minuten word ik weer aan het feest herinnerd. Het eten was lekker. Dat wel. Ik wacht nog een minuut. Ik denk aan de openbare toiletten in ons dorp. Daar wil je echt geen gebruik van maken. Naar huis is weer zes kilometer en tien minuten. Ga ik dat nog redden? Heeft het postkantoor geen toilet? Nee.

 

Om elf uur ben ik weer terug. Gelukkig, niemand voor me. Ik plof de stapel manuscripten op de balie. 'Ik wil graag een doos voor deze stapel manuscripten,' zeg ik de postdame.

De postdame kijkt afkeurend. Ze kent me wel. Ik ben die schrijver die geregeld met een stapel dikke enveloppen komt. Boeken versturen. De eerste keer keek ze me aan of ik gek geworden was. En nu dit weer. Het leven is zwaar voor haar. Mopperend loopt ze naar achteren en komt terug met een doos. Een collissimo L. Dat gaat niet passen dat zie ik zo wel. Ik opper dat hij mogelijk te klein is. Maar met veel gebaar vouwt ze de doos in zijn vorm. Beschermend vouw ik mijn armen om de stapel, maar mijn draaihoofd kan haar snelle beweging niet bijbenen. Voor ik er erg in heb staat ze een map in die doos te proppen. Het karton van de omslag knakt. 'Het past niet,' merk ik heel kalm op. Je moet die dames namelijk niet tegen je in het harnas jagen.

 

Een XL. Nu past het wel en blijft er zelfs ruimte over. Dat gaat schuiven natuurlijk, dus ik vraag of ze geen opvulmateriaal heeft. Uiteraard weet ik het Franse woord voor opvulmateriaal niet, maar ze snapt me wel en nee, ze gaat geen propjes papier ertussen doen. Ik wil wel … Non! Oké, oké, denk om mijn hoofd, het bonst zo. Ondertussen kijk ik om me heen of er op de twee deuren toch niet een bordje wc hangt. Met een laatste diepe zucht vouwt ze de doos dicht.

'Hoeveel gaat dat kosten? Aangetekend?'

'Aangetekend kan niet.'

Stompzinnig herhaal ik haar woorden, altijd bang dat ik het Frans niet goed heb begrepen.

'Nee. Aangetekend kan niet,' herhaalt zij ook weer.

'Waarom niet?' Boenk, boenk, boenk in mijn kop.

'Een collissimo kun je niet aangetekend verzenden.'

'Maar ik móét het aangetekend verzenden.'

'Dat kan niet in een collissimo. Dat is een eigen systeem.'

'Dan strepen we dat collissimo toch door?' Hoor wie klopt daar kinderen …

'Dat mag niet.'

'Weet u wat? Dan koop ik die doos van u, en dan pak ik hem in een papier in. Dan kun je het collissimo niet zien staan.'

'Dan kan niet, die dozen kun je niet kopen en ze zijn heel duur.'

'Hoe duur?' Daar wordt in mijn hoofd geklopt, hard geklopt, zacht geklopt …

'Dat weet ik niet, maar dan wordt aangetekend verzenden wel rond de zestig euro.'

Ik wil nog opmerken dat ze dat niet kan zeggen want ze weet niet hoeveel die doos kost, maar dat eten en die buik …

 

Even voor twaalven ben ik weer thuis en doe ik mijn mooie mapjes met mijn zorgvuldig uitgeprinte manuscripten in een aggenebbisj doos. Meters duc tape eromheen moeten de doos wat stevigheid geven. Manlief ziet me bezig en vindt het echt niet kunnen, paarlen en zwijnen en zo. Hij heeft gelijk. Meteen om twee uur na de Franse middagpauze sta ik bij de Coöp en scoor een stevige witlofdoos. Weer terug naar huis en met een goed gevoel laat ik mijn geliefde manuscripten in de mooie, rode doos glijden.

 

Vlak voor drieën ben ik weer terug bij het postkantoor. Net op tijd want om drie uur wordt de post opgehaald voor het sorteerstation. Een andere postdame deze keer. Ook bij La Poste is het part-time werken goed ingevoerd. Haar ken ik ook, zij is veel vriendelijker.

'Zo, dat is een flinke doos, mevrouw Boum.' Ze spreekt het op zijn Frans uit als Boem. En dat betekent feestje in het Frans. Feestje. Poeh, laat maar even zitten voorlopig. 'Aangetekend? Dat gaat een smak geld kosten.'

'Hoeveel?'

'Zo rond de dertig euro. Waarom heeft u het niet met collissimo gedaan? Dat is veel goedkoper!'

Boenk, boenk, boenk. Mijn kater is ineens weer terug van even weggeweest. 'Dat weet ik, maar ik moet het aangetekend versturen.'

'O, maar met collissimo moeten ze ook tekenen voor ontvangst, hoor …'