Maandag 8 februari 2010
Heenreisdag
Na bijna twee maanden van voorbereiden, waarin drie lange voorgesprekken en zeker
vijftig e-mails met redacteur Sanne, de enige vrouw in Nederland die nu mijn bh-maat weet, is de grote
reisdag voor de opnamen van de KRO daar. Om 4.15 ben ik al klaarwakker, 5 uur later op weg. De trein van
10.32 halen we ruim, mijn allerliefste zwaait me uit in zonnig maar winderig, verschrikkelijk koud weer van,
brr, maar twaalf graden. Little did I know... Kus, kus, nog een laatste kus. Prop in de keel wegslikken.
Een aardige galante meneer helpt me mijn koffertas de trein in tillen. Wegbrengers
mogen namelijk niet de trein in. Interdit!
Me verontschuldigend vanwege de veel te zware tas, wat zit er in godsnaam allemaal in,
o ja drie paar wandelschoenen omdat de KRO ter plekke zou beslissen welke ik aanmoest. En computertjes. En
boeken. Waar was ik; de veel te zware tas, die in het te krappe middenpad tegen stoelen aanbonkt, zoek ik
naar mijn door de KRO gereserveerde plek. Ik vind de bank, maar mijn plek bij het raam is al ingenomen door
een mevrouw. Of moet ik de aangegeven nummers anders interpreteren?
Wat nu met de weekendtas? Al zou ik hem omhoog getild krijgen, er is geen plek in de
rekken boven de stoelen. In het gangpad laten staan is asociaal. Ik strompel de wagon weer uit, om de
inmiddels echt loodzware tas in een tassenhok te zetten. Na wat verschikken van andere koffers, ben ik er
toch helemaal niet gerust op. Iemand die uitstapt kan zo een koffer meenemen. Tas weer mee de wagon in, en
opgelaten zet ik hem voor een niet bezette plaats.
Zuchtend ga ik op ‘mijn’ plek zitten. Ik ben gewapend met een netbook en een laptop,
om o.a. in de trein te kunnen werken aan mijn laatste boek. Idee een tien, uitvoering een nul. Opgevouwen
naast een toch niet zo gezette dame, zit ik te tikken. Ze heeft duidelijk geen tijd gehad te douchen
vanmorgen. Dat is een van de redenen waarom ik zo’n hekel heb aan openbaar vervoer. Af en toe raken onze
ellebogen elkaar, want ja, van wie is die middenleuning nou eigenlijk? Als door wespen gestoken, trekken we
allebei terug. Vergevingsgezind glimlachen we naar elkaar. Onder het oppervlak haten we elkaar. Moeten we nog
vier uur naast elkaar zitten? Uit haar oortelefoontje klinkt zacht muziek. Nog zoiets van openbaar vervoer.
Het lukt mij me te concentreren op mijn werk en een uur en drie kwartier later, ga ik ouderwets op een
kladblok verder als de batterijen het opgeven. De andere laptop bewaar ik voor het tweede deel van de
reis.
Overstap Parijs. Ik heb ruim anderhalf uur om op Gare du Nord te komen, moet lukken.
Langs de trein lopen we naar voren. De trein is enorm lang, het duurt acht minuten eer ik de locomotief heb
bereikt! De naargeestige sfeer van Gare d’Austerlitz wordt benadrukt doordat station is opgebroken. Heras
hekwerk is ruim vertegenwoordigd en overal liggen rollen kabels, zand en grote gaten met roodwit lint
eromheen.
Met de metro lijkt me te ingewikkeld, dus ik zoek naar taxi standplaatsen. Ik vind de
verwijzingen niet uitblinken in duidelijkheid, een typisch Franse kwaal. Het blijkt logischer de backpackers
links te laten liggen, soms letterlijk, en achter de duur geklede mensen aan te lopen. Bont en taxi’s zijn
kennelijk onlosmakelijk met elkaar verbonden. Als ik het gevonden heb, is de taxistandplaats leeg, geen taxi
te bekennen. Midi en dus geen taxi’s. Wel een stuk of vijf wachtende partijen voor me. Overigens geen bont in
deze rij. De reden blijkt na even wachten. Diverse taxi’s komen, maar blijken gereserveerde taxi’s voor de
slimme bontjassen die van tevoren uit de trein gebeld hebben. Twintig minuten wacht ik eer ik aan de beurt
ben. Ik overweeg aan mijn voorganger te vragen of we aan taxisharing zullen doen. Toch maar niet. Zo
Nederlands.
Nog slechts een uur over voor de overstap. De taxichauffeur is niet erg spraakzaam, en
dat is een understatement. Onderweg zie ik de Notre Dame en verbaas me over hoe vies Parijs lijkt te zijn
geworden. Overal troepen zwervers of zwerft troep. Kan me van Parijs alleen maar herinneren dat het een
opgeruimde stad was. Zelfs de zwervers lijken viezer. Maar dat was lang geleden. Al met al duurt het drie
kwartier tot ik op Gare du Nord ben. De taximan blijkt te kunnen praten en ik moet elf en een halve euro
afrekenen. Ik rond af naar dertien euro. Pas bij deze pourboire, glimlacht hij en zegt zijn tweede woord van
deze rit. Merci.
Met toch nog een gehaast gevoel loop ik het station binnen. Nog een kwartier. Ik zoek
mijn weg, maar op de grote vertrek- en aankomstborden staat mijn trein niet aangeven. Ook het perron,
overigens een heel Frans klinkend woord, maar wat bordes betekent, waar de trein moet arriveren is niet
bekend. De temperatuur in de hal moet onder de vijf graden zijn. Het is bitterkoud. Vrieswind komt over de
sporen binnen waaien. Dan galmt een slecht verstaanbare stem door de hal, waaruit ik mag concluderen dat de
trein vertraging heeft. Een rondje winkeltjes dan maar. Binnen is het tenminste warm. Voor zeven euro,
afzetters, koop ik een Sudokuboekje en een potlood, om met puzzels de resterende tijd te doden. Gezeten op
een bankje in de goed bewaakte hal, Politie, securité en leger zijn ruimschoots aanwezig, blijken mijn
vingers te verkleumd voor cijfertjes. Ik deel een chocoladebroodje met een zielige duif zonder tenen. Het
levert me een verwijtende blik op van de naderende schoonmaker, die met een grote zwabberveger onder de
banken zwabbert. Gewillig tillen de wachtenden hun benen op. Ik ook, maar als straf veegt hij bij mij niet.
Of komt het door die zware rottas die ik niet opzij krijg voor hem.
Klappertandend, waarom heb ik geen sjaal, muts en handschoenen bij me, houd ik
nauwlettend het vertrekbordje naast de wachtruimte in de gaten. Zodra zichtbaar wordt, welk perron het zal
worden, loopt de hele hal leeg naar die trein. Ook nu weer moet ik helemaal achteraan zijn, dus weer bijna
vijf minuten flink doorstappen met mijn rolkoffertje. Vriendelijke mensen helpen ook hier mijn koffertje,
door de smalle deur naar binnen te hijsen. Echter deze trein is veel drukker, ik kan de tas nergens stallen,
omhoog in het rek is weer geen optie. Ik zie geen andere mogelijkheid dan tas tussen mijn benen te nemen. Dit
keer zit ik bij het raam, handig want nu hoeft mijn medepassagier niet over mijn tas heen als hij de plek wil
verlaten, maar onhandig qua ruimte. Onder het raam zit het prullenbakje en mijn been wordt door de tas
pijnlijk ertegenaan geplet. Oplossing, voet óp het prullenbakje, knie zowat in mijn nek. Deze gymnastische
oefening zou op de Olympische spelen minstens een tien plus hebben opgeleverd. Mijn andere been moet
oncharmant wijd om de tas heen gevouwen zitten daarbij in het territorium van mijn medepassagier belandend.
De jongeman biedt geen hulp, hij ziet het me kennelijk niet aan dat deze schijnbare lenigheid vreselijk
onhandig is. I’ll take that as a compliment. Volgend probleem. Hoe ga ik vier uur tijd doden. Ik kan
niets meer uit de tas pakken, zeker geen laptop. Het lukt me om uit het zijvak het net gekochte Sudokuboekje
met potlood te vissen.
Ik lijk niet meer van deze wereld te zijn. Heb ik net vorig jaar leren sms-en, heb ik
een netbook geleend, toch ook heel modern, zijn er overal om me heen mensen die met Wifi in de trein films
via het internet zitten te kijken. En niet eentje, maar tientallen mensen op kleine platte, met touchscreen
toegeruste Ipods? Ipads? Uit de vele oortelefoontjes hoor je zachte geluidjes. Overal rinkelen, zingen en
piepen regelmatig mobieltjes. Zeker als we net in België zijn, gaan er om de haverklap ringtones aan, om aan
te geven dat de telefoonprovider veranderd is.
Vijftien Sudokus later zijn we in NL, Amsterdam centraal. Echter met vertraging. De
trein heeft de twintig minuten die hij te laat was aangekomen, niet in kunnen halen. Om 18.57 had ik de
aansluiting naar Hilversum moeten hebben, een overstap waar ik twaalf minuten voor zou hebben gehad. De
redactrice van de KRO belt om 18.54 vanuit Hilversum dat ze al klaarstaat om me op te pikken. Tergend
langzaam rijdt de trein het perron langs. Tja. Snel de trein uit, wie weet kan ik mijn aansluiting nog halen.
Vlug, vlug, naar beneden de hal in om op de borden te kijken waar de intercity naar Amersfoort vandaan
vertrekt. 10a. Was ik niet uitgestapt op 10b? Ja dus. Ik ren de trappen op met de lompe tas, om nog net de
rode achterlichtjes van de trein in de donkere avond te zien verdwijnen. De volgende trein heb ik wel. Een
stoptrein helaas. Volgende probleem, hoe weet je waar je eruit moet? De conducteur roept af en toe wel om
welk station het is, maar niet iedere keer. Voor de zekerheid ga ik maar bij de uitgang staan en kijk goed
wat de borden op het perron me zeggen. Dan glijden er gebouwen van RTL en media voorbij, dus dit station moet
het zijn, ik sta bijna op het perron, zie Hilversum Noord. Wrong. Ik moest naar Hilversum. De trein weer in,
poeh net op tijd. Met in totaal een half uur vertraging was daar dan eindelijk station Hilversum, roltrappen
af naar de uitgang. Dan ben je op een grondniveau is er geen uitgang. Moet je weer omhoog. Bizar.
Ingely de eindredactrice wacht me op en met een auto die zeurt over zijn achterklep
die niet goed dicht zou zitten, terwijl wij hem echt niet dichter kregen, brengt ze me naar het hotel.
Onderweg wijst ze me even aan waar ik de volgende ochtend moet zijn. Straatnaam gaat ene oor in, andere oor
uit, maar 14B onthoud ik, en bij Verkerk naar links en we kwamen langs een kerk die nu woonruimte wordt. Moet
kunnen.
Tulip Inn heeft de KRO voor me gereserveerd. Ik voel me verwend. De oudere meneer
achter de balie had zo mee kunnen doen in een klucht als “Ha die pa”. Er gaat van alles verkeerd, twee andere
gasten klagen dat ze zowat in de kamer stonden van iemand anders omdat hun kaart niet klopt, de boeking van
de KRO is eerst niet en toen wel gedaan, ontbijt zit er eerst wel en toen weer niet bij. Arme man, gaat de
telefoon ook nog en zeur ik om een pakje van een dvd dat ik daar had laten bezorgen. Scheelt weer
verzendkosten naar Frankrijk.
Eindelijk hebben we dan onze sleutelkaart en in de hotelkamer, kijken we welke outfit
ik aan zal doen de volgende dag. Ik heb de keuze tussen felgroen met een rode zowat fluorescerende das, of
een mooi paarszwarte mohair jas. Ik heb toevallig precies zo’n zelfde kleur trui gekocht, ze hadden namelijk
gezegd: trek maar een leuke trui aan, maar die had ik niet dus wezen shoppen en dat alles zou mooi bij elkaar
passen. Maar ja, ik zou incognito gaan en dus zouden we dingen doen die ik anders nooit zou doen. De
gifgroene jas gaat het morgen worden dus. En welke schoenen? De makkelijkste die je bij je hebt. Had ik
geweten dat zij ze niet hoefde te zien, had ik niet drie paar meegenomen.
Na deze beslissingen, is het tiet veur een pafske, o nee, hapje in het restaurant De
Proeverij, waar Hella van der Wijst de presentatrice van het programma, samen met Maurice de regisseur al op
ons wacht. Hij is nog jarig ook. Arme man, op zijn verjaardag moeten werken. Alhoewel dit wel erg aangenaam
werken is. Wat volgt is een gezellige kennismakingsavond met heerlijke wijn en veel lekkere gerechtjes om te
proeven. Hella eet, net als ik, vegetarisch. Wat grappig is, is dat ik verwacht te moeten vertellen over mijn
jeugd, maar dat mag juist niet. Sanne de redacteur heeft alles voorbereid in de drie voorgesprekken met mij
en heeft deze informatie met Hella doorgenomen. Wel vraag ik wat zij zullen doen als ik emotioneel word en
dat laten zij van mij afhangen. Een beetje emo en snel jezelf weer hervinden is goed, maar als het voor mij
te heftig wordt, mag ik zelf aangeven wanneer het niet meer lukt.
Verder is het onderwerp Münchhausen by proxy min of meer uit den boze, zodat op de
opnamedag er een grotere mate van spontaniteit blijft bestaan. Dus gaan de onderwerpen automatisch over
Frankrijk, maar ook: hoe word je nu presentatrice, terwijl je boswachter wilde worden. Ach, dan is de combi
met De Wandeling nog niet zo gek natuurlijk. Hoe rol je in het vak van regisseur en hoe schop je het tot
eindredacteur bij de KRO. De avond is te kort om deze interessante mensen volop te leren kennen. Rond elven
is het overvloedige eten op, en ik ook trouwens. “Moet de rekening naar de KRO?” vraagt de dienster. “Doe
maar naar de VARA,” grap ik. We moeten nog snel corrigeren, anders had ze het nog gedaan
ook.
Ingely brengt me weer naar het hotel, weer langs dezelfde route zodat ik de volgende
ochtend zelf naar de grime kan lopen. Maurice belt nog vanaf zijn fietsje, bezorgd over dat ik me morgen
vooral heel warm moet kleden, het komt namelijk overdag niet boven het vriespunt uit. Ik moet alles wat ik
bij me heb aan kleren over elkaar aantrekken.
Dinsdag 9 februari 2010
De opnamedag
Er is speciaal voor mij een ontbijt extra vroeg geregeld om kwart voor zeven. Ik laat
me daarom wekken om kwart over zes. Dat wekken had niet gehoeven, want alweer ben ik ruim van tevoren wakker.
Niet door zenuwen, maar door andere hotelgasten die nog vroeger vertrekken, auto’s en brommers die in de toch
heel rustige wijk langsrijden. Maar ja, als je ’s nachts totale stilte gewend bent, dan is alles herrie. Om
kwart voor zes gaat de telefoon op een automaat en even later belt de meneer uit ‘Ha die Pa’ zelf nog eens.
Hij heeft kennelijk geen vertrouwen in automatisering.
Op mijn gemak probeer ik de diverse kleding en na weer aarzelen kies ik toch inderdaad
voor de appelgroene jas. Ik ontbijt met lekkere warme croissants en zadenbroodjes en voel me vreselijk
verwend. Een meneer met de prachtige naam Prince of Joja, is speciaal voor mij vroeg aanwezig en is bereid me
op al mijn wenken te bedienen die ik overigens niet heb.
Voor zevenen loop ik op straat naar de grime waar ik verwacht dat ik er om zeven uur
moet zijn. Ik heb niet onthouden hoe laat ik er moet zijn, weet ook niet of het tegen me gezegd is.
Na een poosje lopen, vind ik dat die straat naar rechts er toch al lang had moeten
zijn. Verkeerd gelopen. Weer terug. Andere straat in. Weer geen herkenning. Een fietser. Ik geef de
aanknopingspunten. Verkerk en een oude kerk. Na enig denken weet de mevrouw welke kerk ik bedoel en ik moet
precies de tegenovergestelde kant op. Flink doorstappen en veel te laat, om kwart over zeven, kom ik bij de
grimestudio aan.
Veel te laat? Veel te vroeg! Ik had er pas om halfacht hoeven zijn. Karin Melissant de
make-upkunstenaar van Mimiko moet zelf haar eigen make-up en theetje nog doen. Mimiko is niet zomaar de
eerste de beste, of eigenlijk wel! In hun portefeuille zitten beroemde koppen, zie mimiko.nl. Karin is gelijk
enthousiast over de grote zwarte knopen op de groene jas, want ze denkt zelf aan een zwarte pruik.
Maar eerst de gekleurde contactlenzen want dat moet vóór de make-up. Wat we ook doen
en hoe we het ook proberen, het lukt ons niet fatsoenlijk de lenzen in te krijgen. Uiteindelijk zit er na een
driekwartier tobben één lens in, maar mijn oogbol blijkt te plat en de lens te groot, want het past gewoon
niet en de tranen stromen over mijn wangen. Nu is een beetje emo in zo’n programma wel mooi natuurlijk, maar
dit is wel erg SBS6. We besluiten om dan maar geen lenzen te gebruiken. Het gehele incognito moet dan
afhangen van de make-up, pruik en bril.
En wat voor make-up. De verfspuit voor de mooie special paint wordt tevoorschijn
gehaald en als een auto die nieuwe lak krijgt, krijg ik een nieuwe huidskleur. Donkerder dan mijn eigen
teint. Gezond Frans kleurtje zeg maar. Daarna kwam André van Duijn, alias Karin met vier cavia’s aanlopen.
Welke zou gaan winnen? Was het de donkerbruine met wat korter haar, of de donkerblonde met heel lang haar, of
de nuffige tuttige zwarte of de zwarte met lang vol haar. Het wordt de laatste cavia. Nadat mijn eigen haar
met minimaal dertig prikkende spelden op mijn hoofd is vastgestoken, wordt er eerst een soort knoflooknetje
om mijn hoofd gewikkeld en vervolgens een oude panty. Wel gewassen gelukkig. Van mijn eigen lange haar is
niets meer te zien. De zwarte cavia wordt op mijn hoofd geplant en bijgeknipt daar waar nodig. De vorige
draagster van de pruik moet intelligenter zijn geweest, want mijn voorhoofd is lager en de pony moet korter
worden. Probeer je een keer te verbergen met een pruik dat je een dom blondje bent, val je op deze manier
door de mand. Een roodzwarte Nana Mouskouribril maakt het geheel af, alleen is het een HEMA-leesbril, waar ik
er geen bal door zie als ik in de verte kijk. Bovendien glijdt hij telkens van mijn neus af.
Inmiddels zit Hella van der Wijst ook hier in de grime en krijgt mooie rollers in heur
haar door de Mimikocollega van Karin, Laura de Jong. Ook voor Hella is er een jas geregeld, anders zou ze
altijd in dezelfde jas lopen en samen vormen we een mooie combi van blauw en groen van hetzelfde ongetwijfeld
dure merk. Aan de sjaal alleen al had een prijskaartje met bijna zeventig euro gehangen. Ik heb gelukkig geen
verstand van de laatste mode.
Sanne de redactrice voegt zich bij ons en ook Ingely komt metamorRoos nog even
bewonderen.
Ruim twee uur heeft de make-up gekost en met Sanne en Hella gaan we Maurice de
regisseur van huis ophalen. Maurice schuift naast mij achterin en bekijkt het incognito resultaat. Hij vond
me gisteren leuker. Gelukkig, ik ook. We rijden naar kasteel Groenensteijn. Het is ijzig koud, net boven het
vriespunt en er staat een snijdende wind. Ja ja, grappig Ralph, windRoos. Wat lijken die koude twaalf graden
in Frankrijk me nu heerlijk warm! De weerberichten kloppen dus helaas. De camera- en geluidsman zijn nog niet
ter plaatse en we wachten in de auto op de parkeerplaats. Na een kwartier belt Maurice eens op waar ze
blijven. Zij staan juist op ons te wachten. Waar dan? Ja op de parkeerplaats. We blijken allemaal op dezelfde
parkeerplaats te staan, maar warm weggekropen in de auto’s elkaar niet gezien te hebben. Herenigd, maak ik
kennis met Gerrit de cameraman en Ralph de geluidsman. Ik had verwacht nu toch wel een zenuwknoop in mijn
maag te krijgen, maar het voelt allemaal erg vertrouwd en veilig, dus geen zenuw te bekennen. Ralph maakt de
microfoon in mijn sjaal vast. Het zwarte apparaatje krijgt een camouflagemutsje in dezelfde kleur als mijn
sjaal. De zender moet in mijn binnenzak. Ralph verontschuldigt
zich voor de enigszins intieme handeling. Volgens hem zijn alle mannen altijd jaloers omdat hij de schone
taak heeft dichtbij vrouwenborsten te mogen werken. Tja. Het geluid wordt ook door Sanne opgevangen die zo
kan bijhouden welke items aan bod gekomen zijn of niet. Stiekem smoezen is er niet
bij.
Dan gaan we Wandelen, met de hoofdletter W. Gerrit loopt de grootste tijd van zijn
leven achteruit, daarbij aan de broekriem begeleidt door de geluidsman. Ralph stuurt hem zo om kuilen heen en
behoedt Gerrit voor pijnlijke ontmoetingen met takken. Met subtiele tekentjes en af en toe een gefluisterd
woordje zorgt Ralph ervoor dat Gerrit niet blijft hangen of struikelt, wat nog niet meevalt omdat veel
stukken van de paden verijsd zijn. Ondertussen moet Ralph ook nog op de geluidssterkte letten en zijn eigen
‘banaan’ vasthouden. Nee, dat is niet wat je denkt, het is zo’n grote gewatteerde hengelmicrofoon. ‘Ik’ moet
drie keer worden teruggeschroefd omdat ik zo’n duidelijke heldere stem heb. Het is een compliment volgens
Ralph. Ben dus gewoon een viswijf, maar dat wou hij zo niet zeggen.
Hella en ik lopen pratend verder en ik weet dat er opgenomen wordt, maar het gesprek
voelt totaal niet onnatuurlijk en ik ben niet nerveus en vertel gewoon wat ik heb te vertellen. Wel zeg ik
veel eh vind ik zelf, maar volgens Sanne is dat niet erg, want dat komt natuurlijker over dan zeer
zelfverzekerde antwoorden waaruit het zou kunnen lijken dat het ingestudeerd is, terwijl ze juist voor
spontaniteit gaan. Eh?
Na ieder paar vragen, overleggen Sanne, Hella en Maurice. Sanne houdt de chronologie
bij en checkt of Hella alles vraagt wat Sanne heeft voorbereid. Maurice de regisseur ziet de hele film al
voor zich en dirigeert ons naar links of rechts of naar een aardig bruggetje of naar een mooi pad. Hij denkt
vooral aan zijn lassies. Vraagteken? Honden? Nee, de lassen tussen de shots. Van tevoren geeft hij aan of het
geluid erbij wel of niet wordt opgenomen, want soms gaat het alleen om de shots. Gerrit heeft duidelijk een
schoenenfetish, want regelmatig wil hij voetjesshots. In de momenten dat het geluid niet opgenomen wordt,
praten Hella en ik over van alles en nog wat: paardrijden; schrijven, want ook Hella schrijft; dieren, ook
zij is gek van dieren; en aaien we de honden die overal in het park uitgelaten worden en zonder uitzondering
uitgerekend mij allemaal komen besnuffelen. Ik mis gelijk mijn eigen schatjes. Soms moeten we een poosje
wachten als Gerrit een mooi shot ziet van een mooie boom, of vogeltje. Op die momenten bijt de kou extra hard
in ons. Gerrit kan bijna de knopjes van zijn camera niet meer bedienen. Ralph moet zijn klapperende tanden
stevig op elkaar klemmen, anders staat het gekletter op de band.
Tijd voor de thermoskannen met koffie en thee. Een groep eenden, komt nieuwsgierig in
een wak dichterbij zwemmen. De pauze wordt onderbroken voor een eendenshot. Natuurlijk vinden ze ons eng en
zwemmen weg. Hoe lok je een eend? Met brood. Dat hebben we niet. Wel scones. Dat is wel erg zonde. Arme Sanne
moet haar eigen heerlijke bruine boterhammetje met biologisch kaas afstaan. Hella en ik voeren de vogels voor
de camera. Eentje blijft op het ijs zitten. Zou hij vastgevroren zijn? Het was al heel gezellig, en er was al
een wak, maar sowieso is nu het ijs gebroken als ik voorstel om eend-eend-twee te bellen om het dier los te
hakken. Natuurlijk zit hij niet vast, hij was gewoon te lui en te doorvoed om het water in te gaan voor een
stukkie brood.
In het park vinden we nog hertensporen in de sneeuw, boomklevertjes en midden in een
ernstig gesprek met Hella dat wél opgenomen wordt, hoor ik boven me ganzen! In Frankrijk komen bij ons rond
deze tijd de kraanvogels over en dat is een teken dat de lente eraan komt. Zonder na te denken dat we in een
opname zitten, zo natuurlijk voelde het dus, staar en wijs ik in een naïeve onbevangenheid naar de dieren.
Oeps, opname verknald?
Ondanks de drie truien, twee T-shirts, de dikke vilten jas en enorme sjaal, ben ik
ondertussen echt bijna bevroren. Ik schud af en toe ongecontroleerd, als een alcoholist in een afkickkliniek
en mijn lippen zijn paars. Dat is dan wel weer handig, hoeven we de lipstick niet opnieuw op te doen. Mijn
ogen tranen continue door de rare bril waar ik niet doorheen kan kijken, en af en toe klappertand ik dusdanig
dat de zinnen er maar raar uitkomen. Daar komt bij dat mijn rug enorm zeer doet. Ik ben precies een week
ervoor weer eens door mijn rug gegaan en de genezing lijkt dit keer langer te duren dan de keren ervoor. Het
zal de stress vóór de reis wel geweest zijn. Een hele dag op mijn benen staan en deze ijskou zijn niet echt
bevorderlijk. De kou maakt me stijf een ook de pruik beperkt me in mijn bewegingen. Waarschijnlijk kan ik
alles ermee doen, maar het idee dat hij kan verzakken maakt dat ik later op de opnamen mijn bewegingen
houterig vind. Het zij zo.
Sanne heeft Hella goed voorbereid en het gesprek verloopt verder prettig. Ik heb geen
enkel moment het gevoel dat haar iets uitgelegd moet worden over Mbp en Hella is net als de meeste mensen erg
onder de indruk dat een verzorger op deze manier zijn kind kan mishandelen. Vooral het feit dat ik vrijwillig
gebroken heb met mijn ouders vindt ze aangrijpend daar haar eigen moeder, waar ze een fijne band mee had, pas
twee jaar geleden overleden is. Misschien is het daarom dat het haar en dus ook mij wat aangrijpt als een
oudere dame Hella aanschiet en haar het mooie compliment geeft, dat ze al Hella’s uitzendingen volgt en zelfs
altijd ook de herhalingen kijkt. De oude dame vervolgt haar weg en haakt weer in bij haar dochter en met hun
honden lopen ze weer verder. Ik hoor Hella Gerrit de opdracht geven de dames te filmen en ik verwacht al wat
eraan komt. Inderdaad vraagt ze even later wat het met me doet als ik zo’n moeder en dochter zie lopen. En
dan zijn daar toch de tranen. Is het de rugpijn, de kou, doet het dan toch wel wat met me kennelijk of een
combi van die drie? Wát het dan doet, is lastig te omschrijven. Kun je missen wat je niet gehad hebt? In
ieder geval hervat ik mezelf redelijk snel weer en samen gearmd met een troostende Hella lopen we alvast naar
het kasteelrestaurant om op te gaan warmen.
De make-up moet bijgewerkt worden want het zout van de wind- en emotranen laat rare
witte sporen op mijn make-up achter. De lunch ziet er heerlijk uit en opgemaakte grote schalen prachtig
versierde broodjes arriveren. Lastig om met bevroren vingers te eten. Zelfs twee bakken warme thee zijn niet
voldoende om warm te worden. Ralphs vingers zijn eng dood wit. Het is volgens hen de koudste Wandeling ooit.
Pas als we met zijn allen al een halfuurtje binnenzitten en we door melige opmerkingen bijna de slappe lach
krijgen, ontdooien we. Hella is ondertussen thermo-ondergoed voor mij gaan halen, ze blijft lang weg want
wordt door veel fans aangeklampt.
In het toilet trek ik het shirt voorzichtig, om de pruik niet te verschuiven, aan. De
lange onderbroek is hilarisch, en ik ben de enige in NL die kan zeggen dat ze de ‘lingerie’ van Hella van der
Wijst heeft aangehad. Ik slik gauw wat pijnstillers en Ralph maakt de microfoon weer vast met het zendertje.
Gerrit plakt met zwarte camouflage tape de irritant afzakkende bril vast aan de zwarte cavia op mijn hoofd.
Zo, weer ingepakt en vastgeplakt, gaan we op naar de volgende locatie.
En wat voor een locatie. Een manege. Stiekem had ik al opgevangen dat we zouden gaan
paardrijden en ook in de voorgesprekken was het ter sprake gekomen. Niet helemaal 100% een verrassing maar
toch wel heel erg leuk! Ralph de geluidsman gaat voorzichtig te werk met zijn bananenhengel, omdat hij weet
hoe schrikkerig paarden daarop kunnen reageren. Hij heeft veel programma’s met dieren gedaan en is een expert
in het op hun gemak stellen van dieren, die schrikken van zijn banaan. Tja, ik zou ook schrikken van zijn
ding.
Ik heb zeker twee jaar niet meer gereden op de pensionada’s bij mij thuis en voor
Hella was het tien jaar geleden. We mogen kiezen uit een paard, een volbloed met brandmerk
‘sinterklaas’schimmel, en een pony, een Fjord. Ik ben een ponymens. Pony’s vind ik veel leuker en
eigenwijzer, dus doe mij Jack de Fjord maar. Komt mooi uit volgens Mirjam de instructrice want Jack is
inderdaad eigenwijs, en heeft een wat ervarener hand nodig. Hella is ook langer dan ik, dus een groter dier
voor haar is logisch en de schimmel is ook een stuk braver. We poetsen voor de show de ontzettend mooi schone
paarden en ondertussen stelt Hella weer wat vragen. We zadelen op, en dan moeten we erop. Hoe ga ik dat doen
met een zere rug?
Mirjam, steevast door Ralph ‘Anky’ genoemd, houdt het zadel vast en bij de tweede
poging lukt het en dan is het voor zowel Hella als ondergetekende weer als vanouds. Heerlijk, ik mis het toch
wel, paardrijden. Je verleert het niet, net als… fietsen. Of ik een zweep wil vraagt Anky, eh Mirjam. Nee,
natuurlijk niet. Ik die paardvriendelijk paardrijden heb gedoceerd. Is ook helemaal niet nodig. Na een paar
minuten draven we vrolijk door de bak, eigenwijze Jack voorop met Hella en haar schimmel in zijn voetspoor.
Dan nog wat shots buiten in het bos. Hit de road Jack, and don’t you come back no more, no more, no more, no more, hit the road
Jack… Nou, toch maar wel terugkomen. We kunnen maar een heel klein stukje omdat de bosbodem bevroren
is en het gaat ook alleen maar om wat shots, waarin Hella vraagt hoe ik het paardrijden vroeger ervoer. We
draven wat op en neer en de dieren zijn lief, maar vinden het maar raar dat ze niet verder hoeven dan vijftig
meter. Een lage shot vinden de paarden wat eng, maar verder zijn het volleerd filmsterren, zonder de
bijbehorende allures. Veel te snel is het alweer afgelopen, en nemen we nog een warme chocolademelk in de
kantine. Hella gaat ondertussen buiten de inleiding filmen, ik mag lekker warm binnen blijven zitten, waar ik
uitzicht heb op de binnenmanege, waar een jong meisje op een schandalige manier in de mond van haar zwarte
paardje rukt. Over paardvriendelijk gesproken. Mijn handen jeuken…
Daarna gaan we weer naar buiten om de afrondende shots te nemen. Het begint inmiddels
al bijna te schemeren. Gerrit loopt zoekend met zijn camera rond en heeft last van zijn kleurtonen. Tja, de
termen die je allemaal leert op zo’n dag. Onverwacht laat Hella tijdens de opnamen een filmpje zien van een
documentaire over Mbp waarin een vader vertelt hoe erg hij het vindt dat hij niet gezien heeft dat zijn vrouw
hun drie kinderen vermoordde. Ik ken de docu niet en ondanks dat ik dagelijks met het onderwerp te maken heb,
is het toch verschrikkelijk om te zien hoe de man twaalf jaar lang om de tuin is geleid, waarbij zijn
kinderen zijn vermoord. Hij kan het zich niet vergeven. Hella vraagt naar de rol van mijn vader. We komen op
het pathologisch liegen van mijn moeder en met wat rake voorbeelden weet ik goed te illustreren hoe
manipulatief zulke vrouwen zijn. Hella vraagt nogal indringend of ik mijn ouders zou kunnen vergeven, en
afgezien van het antwoord vrees ik even dat ze een ontmoeting met mijn ouders heeft geregeld, dat gelukkig
niet het geval blijkt te zijn. We sluiten deze opnamedag af met de Joodse uitspraak: “Ik vergeef en vergeet
heel snel, maar ik vergeet nooit wat ik vergeven heb.”
We nemen nóg een warme afscheidschocolademelk op de manege, en alsof ik al niet genoeg
verwend ben door de KRO, krijg ik ook nog een prachtig dik boek: ‘Wat is de wat’. Nog een groepsfoto en dan
is het tijd om afscheid te nemen. Ik kijk terug op een machtig mooie dag. Een heel bijzondere ervaring met
bijzondere mensen. Jammer dat je nooit meteen het resultaat kunt zien, daar zullen nog vele uren werk in gaan
zitten.
Hella en Sanne brengen me naar het hotel. In de auto mag eindelijk de cavia bevrijdt
worden. Alle spelden eruit en hè lekker, mijn eigen lange haar weer los. Beetje voor schut loop ik wel want
mijn haarrand was om niet op te vallen als de pruikpony zou opwaaien, zwartgeverfd, but who cares. Raar dat
ik Hella nu niet meer zal zie. Iemand voor wie je je hele verleden even hebt blootgelegd. Bizar.
9 februari 2010.
The day after
Gisterenavond na een broodje ben ik op kraamvisite geweest bij goede vrienden die net
bevallen zijn een mooie zoon. Toevalligerwijs woont ze pal achter het hotel, dus die kans kon ik niet laten
lopen. Het weerzien (sinds medio 2006) was gezellig en ze is apetrots op hun kindje. Bijzonder om hen na zo
lange tijd weer eens te zien. Nog een hele poos zitten kleppen en rond een uur of elf weer op het hotel
aan.
Woensdag weer zo vroeg wakker van andere gasten en auto’s en tot een uur of tien me
vermaakt, met douchen, ontbijt (Ik zie iemand die zijn croissant in de koffie doopt, dat moet een landgenoot
zijn), Animal Planet kijken (hebben we thuis niet. Nee, Animal Planet ook niet, maar ook geen tv.) mailen
naar huis vanuit de lobby en wachten op Claudia de voorzitter van STOMbP waaraan ik twee van mijn drie
vrijwilligerstaken die ik voor de stichting deed zal overdragen. Claudia is vertraagd door de hevige
sneeuwval, waardoor onze gezellige afspraak ook wat uitloopt en ik pas om tien voor halféén een trein naar
Amsterdam CS heb. Een sprinter heet het. Maar als je de afstanden en treinsnelheden in Frankrijk gewend bent,
is dit een ontzettend boemeltje. Nu is dat niet zo erg, maar alles rijdt al zó langzaam door de sneeuwval.
Als ik mijn aansluiting maar heb om kwart over één. Ik zit hem te knijpen als een ouwe dief, en als we
aankomen heb ik nog een tien minuten om over te stappen. Gelukkig heb ik dit keer van tevoren aan de
conducteur gevraagd van welk perron de internationale treinen zullen vertrekken en dat blijkt alweer
hetzelfde perron te zijn. Ik haast me naar de blauwe band waarmee aangegeven staat welke coupé ik moet
hebben. Om precies de aangegeven tijd komt de trein aanrijden, de dame met de koffiebar stapt al in. Mensen
met koffers lopen naar de deuren, die geblokkeerd blijken te zijn. Men blijft aarzelend staan. Dan blijkt de
trein de intercity naar Rotterdam te zijn en niet naar Parijs te gaan. Hij is wel rood, maar geen Thalys.
Idioot dat dat niet duidelijk wordt omgeroepen. We wachten, de natte sneeuw slaat op de plek waar ik en mijn
medepassagiers op de trein wachten, onder de kap van het winderige station door. Draag ik in Frankrijk onder
de tien graden al een muts, sjaal en handschoenen, heb ik helemaal vergeten dat mee naar NL te nemen, en wat
heb ik daar spijt van. Na ruim twintig minuten te laat komt de trein aan, en wanneer hij vertrekt is hij al
dertig minuten over tijd. Snelle rekensom leert dat ik heel veel mazzel met de taxi’s moet hebben om mijn
aansluiting nog te halen. Ik zal een taxi vanuit de trein moeten reserveren. Dit keer heb ik maar een uur
overstaptijd.
De hele wagon is op een stuk of acht bezette stoelen na, leeg. Natuurlijk is een van
die bezette stoelen naast mij. De jongeman voor wie deze plaats gereserveerd is, vindt het net als ik onzin
om op elkaar gepakt te gaan zitten als er overal plek is. Niet alleen moet ik, als hij naast mij wil zitten,
weer die k-koffer zien weg te werken, al hoewel de jongen vriendelijk aanbiedt het ding in het rek te
proppen, maar je bent ook je beweegruimte kwijt. We besluiten dat hij in de stoelen voor mij gaat zitten,
totdat er in navolgende stations mensen komen die die plaatsen gereserveerd hebben.
Na een paar minuten komt er een conductrice. Achter mij zit een dame zonder
plaatsbewijs omdat haar tas gestolen is. Het is een Franse dame van middelbare leeftijd, die er echt niet
uitziet dat ze de boel belazert, maar de conductrice is erg onbeleefd en weinig behulpzaam. Vervolgens valt
ze, niet letterlijk, over mijn koffertas. Die mag daar niet naast mij op de grond staan want die plek is
gereserveerd. Ik zeg dat ik dat weet, en dat die meneer voor mij deze plek heeft. Kattig reageert ze met een:
“Hoe weet u dat?” om zich vervolgens tot de meneer te wenden en hem er op te wijzen dat hij daar niet mag
zitten. Ik voel me wat schuldig want ik zit wel netjes op mijn gereserveerde plek en heb hem ‘verdreven’. Ik
leg uit dat de coupé leeg is en dat niemand last van ons heeft en dat er zodra iemand de plek komt claimen,
wij onze gereserveerde plekken zullen innemen. Of het nu aan het ruige uiterlijk van de jongeman ligt,
tatoeages, oorring, baard, heftig T-shirtje, weet ik niet, maar ze blijft erg kattig en naar later zal
blijken, lijkt het of ze hem discrimineert.
Ik heb niet meer zo heel veel beltegoed, weet niet hoe ik dat ding op moet laden, en
besluit het Wifi van de trein maar eens uit te proberen. Wifi associeer ik met gratis, maar dat blijkt niet
zo te zijn. Had ik beter de moeite kunnen nemen om mijn gsm op te laden. Maar ik wil mijn mannetje nu al
bereiken om door te geven dat ik de aansluiting waarschijnlijk niet ga halen en om hem te vragen of hij kan
zien of er überhaupt nog treinen straks naar huis zullen gaan. Wifi dus. Wat een ellende. Op een geleend
netbook je weg vinden is al onhandig. Dan nog begrijpen hoe je e.e.a. moet installeren valt ook niet mee, en
zeker niet als de verbinding op het cruciale moment van betalen wegvalt omdat we in de tunnel bij Antwerpen
zitten. Ja, zo lang doe ik er dus al over om Wifi te kopen. Je koopt het voor een uur of voor de hele rit, ik
besluit een uur, aangezien het netbook maar 2 uur batterijen heeft, waarvan nu al een half uur verloren is.
Als ik dan eindelijk Wifi heb, blijkt het zo traag te zijn dat het versturen van e-mail via deds of gmail
niet werkt. Surfen gaat vreemd genoeg wel en dus laat ik een bericht in het RoosBoum gastenboek achter in de
hoop dat het door mijn eigenste sitebeheerder gelezen wordt. En jawel we krijgen een prachtige gastenboek
correspondentie zo samen, hij zorgt vanuit huis voor het opladen van mijn gsm en ik kom te weten dat er nog
drie treinen na mijn gemiste aansluiting zullen gaan. Net als we dit bekokstoofd hebben is mijn uurtje Wifi
op. Verder praten op de gsm gaat uitermate beroerd, ik kan niet bereikt worden, en zelf bellen lukt maar af
en toe.
Ondertussen heeft zich aan de overkant van het gangpad een gezin met kinderen
geïnstalleerd en alhoewel het goed opgevoede kindjes zijn, blijft het toch storen. Nu vindt niemand dat
tegenwoordig nog erg, want iedereen heeft toch zijn oortelefoontje in, maar ja op de techniek achterlopend,
heb ik die niet. Ook word ik daardoor niet gespaard door het gesnurk van een grote neger die schuin achter me
zit. De coupé is overigens nog maar steeds half gevuld, maar vier Amerikanen die het net zo aangepakt hadden
als de jongeman en ik, worden door de ‘vriendelijke’ conductrice weggestuurd. Als ze zo nodig bij elkaar
willen zitten, mag dat in een aparte cabine waar geen reserveringen voor zijn. De snurkende neger wordt
gewekt maar mag wel blijven zitten alhoewel hij niet alleen op het verkeerde stoelnummer zit, maar zelfs in
de verkeerde coupé zit. De rest van de banken blijft tot aan Parijs onbezet. Flauw dat deze mevrouw dat niet
tegen mijn bankdeeljongeman heeft gezegd. Ik vermoed hier toch dat ze meteen iets tegen hem had vanwege zijn
uiterlijk. Als de jongeman de Amerikanen naar de niet gereserveerde plekken ziet verdwijnen, gaat hij ook
naar die cabine waar hij zelfs een eigen tafeltje heeft.
Me schuldig voelend ga ik halverwege Lille en Parijs even informeren of hij wel
comfortabel zit en zo raken we aan de praat. Hij blijkt journalist Dennis Mons van de Sp!ts te zijn en is op
weg naar Parijs om John Travolta te interviewen! Dat zijn leuke dingen voor de mens. We kletsen over de
bevooroordeelde conductrice, wonen in Frankrijk, celebs, films, het reizen met de trein en het doel van zijn
en mijn reis. Hij heeft zo’n Ipod en kan ter plekke mijn site bekijken. De techniek staat voor niets. Een
gezellige ontmoeting die de irritante reis wat opvrolijkt en mijn inmiddels ontstane koppijn doet
verdwijnen.
Van de ‘aardige’ conductrice begrijp ik dat ik mijn ticket door middel van een stempel
kan laten omboeken bij de acceuil op Gare du Nord. De vertraging blijkt te zijn opgelopen tot ruim een uur.
Ik krijg een uur overstaptijd. Ik loop naar de plek waar de vorige taxi mij heeft afgezet. Er staan taxi’s
genoeg, er wordt uit- en ingestapt, maar telkens als ik een taxi wil nemen, wordt er beleefd nee geschud. Men
wijst naar een bord. Taxi’s achter het station. Wat een onzin als ze hier ook staan, maar oké, ik loop daar
heen en onder een overkapping van tenten, kijk ik een mevrouw op de rug die naast een meneer staat die in een
taxi stapt. Meerdere taxi’s staan erachter te wachten. Mooi, dat gaat lukken. Totdat ik zie dat er een rij
is. En niet zomaar een rij, nee, een meer dan enorme rij. De mevrouw die ik op de rug kijk blijkt het einde
te zijn van deze rij, die net zoals bij de Efteling tussen dranghekken doorslingert. Deze rij is langer dan
op hoogtijdagen voor de hoofdattractie van diezelfde Efteling. Er staat helaas geen bordje bij: vanaf dit
punt nog een uur. Gelukkig worden we wel warm gehouden door straalkachels aan de gevel van het station. Ik
word aangesproken door een motorrijder. “Wilt u een motortaxi?”
“Met deze kou?”
“U krijgt van ons een helm en motorjas.”
“En mijn koffer dan?”
“Dat kan allemaal mee.”
“En de kosten?”
“Vijfendertig euro, mevrouw.”
En dat terwijl een taxi 11,50 kost. Bovendien heb ik nog maar vijftien euro aan
briefgeld in mijn portemonnee zitten. Ik bedank. Tergend langzaam schuift de rij op. Van efficiëntie is geen
sprake. Iedereen vooraan de rij zou natuurlijk alvast een taxi verder kunnen tellen en zijn koffers inladen,
want dat kost het meeste tijd. Maar nee, het gaat op zijn Frans. Weer word ik aangesproken dit keer door een
andere motorrijder. Inmiddels sta ik al een half uur te wachten en ook nu weer begint de tijd te dringen.
Vervolgens word ik aangesproken door een pool, of een ander soort Oost-Europeaan in een koud miezerig dun
zwartleren jack. De arme man rilt van de kou. In gebroken Engels zegt hij: “me taxi”. Waarschijnlijk werkt
hij niet voor een taxibedrijf en mag hij niet hier klanten oppikken. Ik heb wat argwaankriebels, maar vind
dat ik geen vooroordeel mag hebben en vraag hem hoe duur hij is. Vijftien euro. Ik zeg hem dat dat duurder is
dan normaal, maar hij vindt dat dat voor het verkorten van de wachttijd is. Oké, daar hij heeft een punt. Met
grote passen beent hij naar de andere kant van de stationshal en vraagt herhaaldelijk of hij mijn tas moet
dragen. Het onderbuikgevoel wordt heftiger en ik zeg hem dat ik mijn eigen tas kan vasthouden. Onder het
gehaast, vraag ik hem of hij wel taxichauffeur is. En telkens antwoordt hij en begrijp ik dat hij vijftien
euro wil, maar ergens zit het me niet lekker. We zijn de stationshal uit en ik neem me voor subiet om te
draaien als ik niet snel zijn taxi zie en ik vraag me überhaupt af of ik wel bij hem in de taxi ga stappen.
We komen aan bij een rijtje taxi’s en weer wil hij mijn tas dragen. Weer kan ik best zelf mijn tas meeslepen
hoor. Ik besluit hem te laten lopen en zelf een van deze taxi’s te nemen omdat ik het niet vertrouw. Als hij
mijn schijnbeweging ziet, gaat zijn Engels over in Frans en dat is natuurlijk een chique taal, want nu wordt
zijn prijs ineens twintig euro. Inflatie gaat hard dezer dagen. Nooit geweten dat ‘fifteen’ in het Engels,
‘vingt’ in het Frans was.
Op het punt dat ik wil gaan zeggen dat ik twintig euro teveel vind, klopt hij op een
taxiraam. Kennelijk wil hij mij alleen maar naar een taxi brengen en heeft hij zelf helemaal geen taxi! Dat
stelt me enigszins gerust. De man in de taxi schudt gehaast nee. Ik word weer wantrouwender. De volgende wil
ook niet, en bij de daaropvolgende klopt hij niet meer op het raam, maar loopt gelijk door naar de achterbak
die hij opent en nu mijn koffer erin zet. De taxichauffeur, een grote neger, niet snurkend maar woedend
snuivend dit keer, stapt uit en wil tekeer gaan, maar als hij mij aankijkt, gaat hij mopperend weer in de
auto zitten. De pool doet de kofferbak dicht en zegt twintig euro. Juist, hij wilde dus commissie voor het
naar een andere taxi brengen. Zijn prijs was dus niet de ritprijs. Ik laat hem mijn portemonnee zien dat ik
maar vijftien euro heb. Pinnen kan hij niet, ha, ha, ha. Ik zeg dat de taxi al twaalf euro is en dat ik niets
voor hem heb. Hij wijst op de vijf euro en om van het gez… af te zijn, geef ik hem dat maar, ik zie wel hoe
ik me in de taxi ga redden.
De taxichauffeur blijkt erg vriendelijk te zijn en ik leg hem uit wat me is overkomen
en dat ik na bij elkaar grabbelen van mijn kleingeld nog maar net twaalf euro heb. Cheques accepteert hij
niet en pin heeft ook hij niet. We zullen kijken hoeveel het totaal wordt, hij verwacht niet dat het de
twaalf euro voorbij zal gaan, en anders dropt hij mij wel even bij een pinautomaat. We hebben een gezellig
gesprek door de Parijse avondspits en hij moet wel lachen om de slimmigheid van de Pool. Als we bij Gare
d’Austerlitz aankomen, blijkt de meter op 12,20 te staan. Hij vindt het geen probleem om die twintig cent te
schrappen, maar dat is mijn eer te na en ga ik in de stationshal zoeken naar een pinautomaat. Niet zo snel te
vinden natuurlijk en volgens een winkelbediende moet ik bij het hospitaal zijn. Lijkt me stug dat er op zo’n
groot station geen pin is, maar langer zoeken gaat niet, want ik heb nog maar een minuut of tien voor mijn
aansluiting vertrekt en ik wil hem voor geen goud missen natuurlijk. De vriendelijke taxichauffeur heeft alle
begrip en vindt het geen enkel probleem en neemt graag genoegen met de twaalf euro die ik hem kan geven. Ik
verontschuldig me dat ik graag een pourboire had willen geven, maar ja. Met een stevige handdruk nemen we
afscheid. Toch weer een bijzondere ontmoeting.
Dan glijd ik nog bijna uit op de gladheid van de ijzige stoep en haast ik me naar de
vertrekhal, waar uiteraard blijkt dat ook deze trein weer vertraging heeft. Dit keer door een defect aan de
trein. Na zestien minuten wachten wordt duidelijk wat voor een defect, een kapotte verwarming! Met mijn
omboekticket zoek ik de overigens dit keer heel vriendelijke conducteurs, die geen enkel probleem verwachten
een zitplaatsje te vinden en mij met wat andere reizigers die
soortgelijke problemen hebben in een ijskoude cabine neerzetten met de mededeling dat de verwarming straks
wel op gang komt. De sneeuw ligt drie cm dik in de scharnierende
tussenhalletjes! Totaal verkleumd ik eet wat marsjes die ik nog had, maar iets warms zou wel lekker zijn.
Hopen maar dat je hier in de trein kunt pinnen bij de rijdende bar, anders blijft het afzien. Na een kwartier
heb ik het zo koud dat ik besluit om gewoon ergens in de trein waar het wel warm is, te gaan zitten. Mijn
medecabinisten volgen en we vinden plek zat in warme coupés. Als dan ook de rijdende bar nog een
pinautomaatje heeft, ga ik me te buiten aan twee warme chocomels en een warme wrap met brebis.
Feest!
De conducteurs hadden de vertraagde aankomsttijd geschat op 22.00 uur, wat ik doorgeef
aan het thuisfront, en iets eerder dan dat komt de trein aan. Het is nog even zoeken eer mijn allerliefst en
ik elkaar gevonden hebben, maar wat is het dan lekker om weer tegen je eigen ventje aan te kunnen knuffelen.
Wel in een koude landrover met linnen dak, want alleen met een vierwieldrive of een sneeuwschuiver kom je
door de snelgroeiende sneeuwlaag, maar met de truien en broeken uit mijn koffer als deken op schoot kan ik
het wel warm houden. Droog niet, want de stuifsneeuw waait gewoon naar binnen onder de softtop door, maar om
elf uur na een elf uur durende reis ben ik dan veilig thuis, lekker vertrouwd bij mijn eigen vriendje, eigen
beestjes, bij ons eigen houtkacheltje en in onze eigen bedstee…
5 maart 2010
Het resultaat
En dan is de uitzending daar. Wij hebben noch tv, noch de mogelijkheid om Nederland
live te ontvangen. In tegenstelling tot vorige uitzendingen die we bij vrienden hebben gekeken, zullen we dit
keer de uitzending via de site van de KRO bekijken. Echter niet op vrijdag, maar op zaterdag omdat we er
vrijdag niet zijn. Vooral manlief is razend nieuwsgierig, hij was er natuurlijk niet
bij.
Zaterdagochtend echter staat de mailbox al vol met mensen die de uitzending wel al
gezien hebben en erg enthousiast zijn. Integer en indrukwekkend is het meest gehoorde.
Nu wij nog. En wat is het dan apart het resultaat van een hele dag opnamen te zien. Om
te zien welke keuzes de redacteuren en regisseurs hebben gemaakt. Lastig moet het voor hen zijn om acht uur
opnamen te comprimeren tot minder dan een half uurtje. Een knap staaltje om dan de essentie er toch uit te
halen.
En wat een gekke gewaarwording om jezelf anders te zien dan normaal. Natuurlijk had ik
foto’s gemaakt van voor en na de omtovering, maar foto’s zijn foto’s en anders dan bewegende beelden. O ja
joh? Ja, echt. Een wereld van verschil, letterlijk. Ik weet wel dat áls ik ooit grijs word, ik mijn haar niet
zwart zal verven. En die bril! Die jas! Vreselijk groen. Afijn het gaat om het inhoudelijke over Münchhausen
by proxy en niet om mij. Althans dat dacht ik. Maar al snel is me duidelijk dat het wél alleen over mij gaat.
Ik zie niet terug dat de stichting STOMbP genoemd wordt, iets wat ik erg jammer vind. Ook hebben ze het
stukje waar ik vertel dat het schrijven van Valse salie zo therapeutisch heeft gewerkt voor mij, er niet in
gedaan. Een aantal shots die me zo leuk hadden geleken, zoals het aaien van de vele honden, het voeren van de
eendjes, de overvliegende ganzen, zijn er niet in gekomen. Keuzes, keuzes. Erg vind ik dat aan het begin een
tekstje is opgenomen, waarin staat dat mijn moeder Münchhausen by proxy heeft. En dat terwijl je Mbp niet
kunt hebben, er niet aan kunt lijden en het geen ziekte is. Dat is nou precies waar ik me zo hard voor maak.
Münchhausen by proxy is kindermishandeling. Daar ging het nou allemaal om. Maar verder is
het een mooie uitzending, de boodschap komt vast en zeker over…
Een bedankje vanaf deze plek aan de KRO is meer dan op zijn plaats.
Sanne, Hella, Ingely, Maurice, Ralph, Gerrit en Karin…
hartelijk dank voor de gelegenheid die jullie me hebben geboden de boodschap te mogen
vertellen. Als dank stuurt mijn uitgever jullie allen een exemplaar van ‘Du vin, du pain, du… pindakaas?’
op.
7 maart 2010, Roos Boum.
|